UPDATE: wij zijn enkele dagen langer open in Wageningen!
UITERLIJK TOT 20 SEPT. KIJK VOOR UW KOMST ONZE SITE VOOR ALLE ZEKERHEID NA!
WIJ ZIJN WEER OPEN! Samen houden we het veilig.
Dus ervaar de middeleeuwen tijdens ons bezoek aan Wageningen van zondag 6 juni t/m zondag 25 juli 2021, elke dag tussen 10:00 - 18:00 uur.
Onze locatie: tegenover Grebbedijk 6A 6702DG Wageningen
CORONA info: Schoolklassen en groepen graag vooraf reserveren via email of tel nr 06-21111245.
Bij bezoek graag via de CoronaCheck App tonen dat u Coronavrij bent of een Vaccinatiebewijs of Herstelbewijs heeft. In andere gevallen 1,5 meter verplicht.
En bent u verkouden of heeft u koorts, komt u dan a.u.b. voor de zekerheid een andere keer wanneer u weer beter bent.
Geschiedenis Wageningen
Onderaan de Wageningse Berg zijn dakpannen gevonden met het stempel van een Romeins legioen. Er zijn echter geen aanwijzingen dat er een Romeins steunpunt aan deze noordzijde van de Rijn was. Met het Romeinse Vada werd vermoedelijk een nederzetting nabij het Noord-Brabantse dorp Kessel aan de Maas bedoeld, en niet Wageningen, zoals lang is gedacht.
De oudst bekende nederzetting in Wageningen als voorganger van de stad lag wellicht onderaan de Holleweg. Aan het begin van de volle Middeleeuwen verhuisde de nederzetting hogerop; op de Wageningse Berg zijn nabij de Holleweg de resten van een tufstenen kapel en houten boerderijen gevonden. In de twaalfde eeuw ontstond onderaan de berg een nieuwe nederzetting. Na aanleg van een kade als verbinding tussen de flank van de Wageningse Berg en de hoger gelegen haar ten westen van de huidige stad, de huidige Hoogstraat, werd ten zuiden daarvan het oudste deel van de stad aangelegd, rondom Heerenstraat (voorheen Achterstraat) en kerk. Later werd ook aan de noordzijde van de Hoogstraat het regelmatige zijstratenpatroon (Beuningstraat, Junusstraat, Rouwenhofstraat, Riemsdijkstraat) aangelegd. Op 12 juni 1263 kreeg Wageningen van graaf Otto II van Gelre stadsrechten.
Na ontmanteling van de vestingwerken in de negentiende eeuw werd een deel van de voormalige wallen bebouwd met onder meer de bebouwing ten oosten van de Schoolstraat en Molenstraat en de bebouwing aan het Emmapark. Op de voormalige westwal werden aan het begin van de twintigste eeuw de synagoge en doopsgezinde kerk gebouwd. Beide werden verwoest in 1940 en niet meer op dezelfde plek herbouwd. Na de Tweede Wereldoorlog werd de wal hier afgegraven ten behoeve van de aanleg van de Walstraat en werden er studentenflats op een resterend deel van de wal gebouwd. Deze staan er tegenwoordig nog altijd. In 2000 werd tenslotte op de plek van de vroegere wal, naast de weg, een monument onthuld ter nagedachtenis aan de vele Joodse slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog uit Wageningen.
Andere delen van de vroegere vesting kregen een parkachtige structuur, zoals het vroegere Noorderplantsoen. Bij de aanleg van een verkeersweg (Plantsoen) werd een deel van deze structuur opgeofferd. De straat die de oostelijke Bergpoort en de westelijke Nudepoort met elkaar verbond, de Hoogstraat, is al sinds vele decennia de straat waar middenstanders zich vestigden. Vanaf 1975 is deze straat ingericht als voetgangersgebied. Ook in vele zijstraten van de Hoogstraat, zoals Kapelstraat, Nieuwstraat en Junusstraat, bevinden zich belangrijke concentraties van middenstand. De horeca is voornamelijk geconcentreerd op de Markt, aan de Heerenstraat en in de Molenstraat.
Tussen omstreeks 350 en omstreeks 900 was het grafveld op de hoek van de Geertjesweg en de Diedenweg in gebruik. Vermoedelijk waren de begravenen afkomstig uit de verschillende buurschappen van Wageningen, die op de grens lagen van de flank van de stuwwal en het Binnenveld. Herkenbaar zijn nog de buurschappen De Peppeld (omgeving Wildekamp) en Leeuwen (omgeving restaurant Het Gesprek, vroeger De Keijzer); in beide buurschappen is ook de kenmerkende drinkpoel of kolk nog aanwezig. Het gehucht Dolder lag rondom de kruising Van Uvenweg/Churchillweg/Dolderstraat. Dolder of Thulere werd al in 838 genoemd, evenals Brakel (Bracola), op de hoek van Julianastraat en Van Uvenweg.
De verschillende buurschappen waren volgens een zelfde principe opgebouwd: boerderijen rondom een gezamenlijke agrarische gebruiksruimte (brink), aan de oostzijde het akkerland (op de Wageningse eng, die toen veel groter was) en ten westen van de gehuchten de weilanden in het Binnenveld, heel regelmatig gepercelleerd. Dit Binnenveld werd vanaf de dertiende eeuw in cultuur gebracht.
Belangrijke boerderijen waren de Stenen Kamer in Dolder (gebouwd 1597, afgebroken 1954) en de Tarthorst aan de Tarthorsterweg, nu Haverlanden (afgebroken 1969). De brinken waren door middel van schaapsdriften verbonden met de weilanden in het Binnenveld. Relatief intact gebleven is de schaapsdrift van de Droevendaalsesteeg. Daarlangs zijn nog oude elzen te vinden.
Voor de graven en hertogen van Gelre was Wageningen behalve handelshaven vooral ook belangrijk als vesting tegen de bisschoppen van Utrecht en later de hertogen van Bourgondië. De oude gracht (smaller dan voorheen) en delen van de (gerenoveerde) stadsmuur zijn nog steeds te bewonderen. De laatste hertog, Karel van Egmond, liet daarom in 1526-1527 binnen de vesting het kasteel van Wageningen bouwen. De fundamenten van drie torens en een deel van de buitenmuur zijn nog te bezichtigen. Op het voormalige kasteelterrein werd aan het einde van de negentiende eeuw het met herenhuizen bebouwde woonbuurtje Bowlespark aangelegd, dat goeddeels nog bestaat en beschermd is als gemeentelijk monument.
Het kasteel van Wageningen werd in 1702 door de Staten van Gelderland verkocht aan Anna Maria Ripperda, weduwe van drost Assueer Torck moeder van de laatste drost Lubbert Adolph Torck. De familie Torck verbouwde het kasteel tot een klein stadspaleis met een barokke tuinaanleg. Lubbert Adolph Torck was getrouwd met de rijke weduwe Petronella van Hoorn, dochter van een gouverneur-generaal van Oost-Indië. Later erfde hij van zijn tante kasteel Rosendael in Rozendaal bij Arnhem. Torck was politiek actief in Den Haag en liet als burgemeester van Wageningen verschillende publieke werken uitvoeren. Hij investeerde in de stad met het bouwen van herenhuizen voor gepensioneerden van de Verenigde Oostindische Compagnie. Dat zou later nog van belang worden omdat Wageningen één zo'n complex - de zogenaamde 'Bassecour' - ter beschikking kon stellen om in 1873 de rijkslandbouwschool naar de stad te halen.
Wageningen, molen Wageningen heeft meerdere molens gekend in het verleden. Al in de middeleeuwen stond een tweetal molens aan de vroegere Molenweg, thans de Generaal Foulkesweg geheten. De laatste van deze molens werd omstreeks 1996 gesloopt, genaamd de Eendracht. De molen De Vlijt, gebouwd aan het einde van de negentiende eeuw, staat aan de Harnjesweg, vroeger omgeven door bouwlanden. Deze molen is als een van de weinige nog beroepsmatig in bedrijf, er is met name een grote hoeveelheid aan biologisch gemalen graanproducten te verkrijgen.
Bron: Wikipedia |